Verblijfsco-ouderschap in de familierechtbank: bedenkingen en voorstellen

Verblijfsco-ouderschap in de familierechtbank

In het  vorige artikel ‘ Een kind is toch geen ‘goed’ dat je moet verdelen?’ belichtten we het standpunt van familierechter Van Roy over verblijfsco-ouderschap zoals het vandaag wordt toegepast/toegekend in de familierechtbanken. Van Roy had heel wat bedenkingen en stelde een aanpassing van de wet voor.

Hieronder volgt de mening van enkele experts over de bedenkingen en de voorstellen van de familierechter. Bron: Michel Vandersmissen in Knack (11/03/2020).

Een advocaat reageert: ‘Rechters weigeren bijna altijd om een regeling aan te passen’

Het proefschrift van Christine Van Roy is geschreven vanuit het standpunt van de rechter, en dat is natuurlijk een beperking’, zegt advocate Liliane Versluys, die zelf al verschillende boeken schreef over familierecht en echtscheidingen. ‘Maar ik heb wel veel bijgeleerd over de motivatie van rechterlijke beslissingen. Om je een voorbeeld te geven: bij een kwart van de verzoeken voor co-ouderschap wordt een maatschappelijk onderzoek bevolen, en in 92 procent van die gevallen volgt de rechter het advies van de justitie-assistent. Voor advocaten en hun cliënten is dat iets om rekening mee te houden. Je zou verwachten dat rechtspraak onpartijdig is, maar blijkbaar kan een vonnis afhangen van een gesprek van enkele uren met de ouders of het kind.’

Nog iets wat Versluys’ aandacht trok: ‘Veel mensen die willen scheiden, gaan akkoord met een week-weekregeling voor de kinderen. Ze tonen hun goede wil en willen dat uitproberen. Ze zien het als een toegeving. Maar als zulke afspraken niet blijken te werken, kun je er blijkbaar niet zomaar op terugkomen: rechters weigeren bijna altijd om ze aan te passen of te beëindigen.’ De advocate vindt dat onrustwekkend. ‘De omstandigheden kunnen ingrijpend veranderen: kinderen worden ouder, er duiken nieuwe partners op, je moet verhuizen of verandert van werk enzovoort. Een rechter moet daarvoor openstaan – maar doet dat dus niet.’

Versluys’ grootste kritiek op het proefschrift is dat Van Roy geen onderscheid maakt tussen de verschillende types verblijfsco-ouderschap: de week-weekregeling, of wanneer een kind afwisselend negen dagen bij de ene ouder en vijf dagen bij de andere woont – er zijn heel wat mogelijkheden. Toch is dat onderscheid belangrijk, klinkt het. ‘Uit ervaring weet ik dat veel vaders bijvoorbeeld helemaal geen week-weekregeling willen. Die verschillende types co- ouderschap hebben bovendien allemaal een andere impact op de alimentatie.’

Een psychotherapeute reageert: ‘De week-weekregeling is niet ideaal voor jonge kinderen’

Claire Wiewauters werkt als psychotherapeute voor het Kenniscentrum Gezinswetenschappen en is auteur van Een week mama, een week papa?, een veelgeprezen boek over co- ouderschap. ‘Bij de echtscheidingswet van 2006 is met enkele factoren onvoldoende rekening gehouden’, zegt ze. ‘De belangrijkste is misschien wel de leeftijd van het kind. Zo is co-ouderschap waarbij kinderen om de week bij een van beide ouders verblijven niet aan te raden als ze jonger zijn dan drie jaar. Een week is een te lange periode in de belangrijke ontwikkelingsfase waarin zij zich bevinden. De wissel kan beter om de twee tot drie dagen gebeuren.’

‘Sinds 2006 kan verblijfsco-ouderschap bovendien worden opgeëist of opgedrongen. Daardoor wordt het nu vaker aangevraagd in een sfeer van ruzie: “Als hij een vriendin heeft, moet hij ook maar voor zijn kinderen zorgen!” Daar zijn de kinderen mee het slachtoffer van, en zo worden de positieve effecten van de regeling tenietgedaan.’

Tijdens haar lezingen is het Wiewauters opgevallen dat heel wat scheidende ouders sinds 2006 dé oplossing zien in co-ouderschap. ‘Ze redeneren: ik wil een goede ouder zijn, dus zal ik daar maar voor kiezen. Maar dat is natuurlijk niet altijd zo.’

Volgens Christine Van Roy kun je jonge kinderen het best aan de moeder toewijzen. Daar is Wiewauters het niet mee eens. ‘De moeder is misschien de primaire zorgfiguur, maar de vader blijft een belangrijke secundaire zorgfiguur. Als je als vader betrokken wilt blijven bij de ontwikkeling van je kind, kan dat beter zo vroeg mogelijk beginnen. Als het kind bij de moeder woont, kan de vader bijvoorbeeld driemaal per week uitgebreid op bezoek komen. In een conflictueuze situatie ligt dat niet voor de hand, maar ook gescheiden ouders moeten hun verantwoordelijkheid ernstig nemen.’

Wiewauters stoort zich voorts aan de willekeur bij familierechters. ‘Het blijven mensen, maar het kan niet dat ze zo verschillend oordelen over verblijfsco-ouderschap. Kijk ook naar de grote regionale verschillen in de toekenning van die formule: we merken dat mensen daarom zelfs verhuizen. Bijvoorbeeld naar Antwerpen, omdat ze daar bijna twee keer meer kans hebben.’

‘Gelukkig worden er de laatste jaren steeds meer bruggen gebouwd tussen welzijn en justitie. Hopelijk zal dat tot meer uniformiteit leiden.’

Van Roys voorstel om een lijst met criteria in de wet te laten opnemen waarnaar rechters moeten kijken wanneer ze over een verblijfsregeling oordelen, vindt Wiewauters ‘zeer positief’. ‘Zolang een regeling maar niet voor eeuwig en altijd wordt vastgelegd. Het is beter om een zaak regelmatig te herbekijken, zodat je de afspraken kunt afstemmen op de omstandigheden: het ouder wordende kind, de veranderende woon- en werksituatie van zijn ouders enzovoort.’

verblijfsco-ouderschap

Bemiddeling in het belang van het kind

Als bemiddelaar kan ik bevestigen wat hierboven wordt aangehaald. Verblijfsco-ouderschap is nog te vaak een synoniem van een 50/50-regeling, die wel fair lijkt voor de ouders maar daarom niet noodzakelijk de beste optie is voor het kind. Andere vormen van verblijfsco-ouderschap moeten zeker ook ter sprake kunnen komen.

Ook ik stel vast dat de toekenning van het co-ouderschap vaak een bijna willekeurige beslissing van een individuele rechter is. Voor veel familierechters is een moeder blijkbaar (nog altijd) een betere opvoeder dan een vader. Sommige rechters zijn duidelijk niet mee geëvolueerd met onze samenleving. Zoals Wiewauters aanhaalt, is ook de vader een belangrijke zorgfiguur. Hij moet/wil ook betrokken worden bij de opvoeding en niet louter de rol van pretparkouder vervullen.

Als bemiddelaar ga ik voor onderhandelde oplossingen tussen ouders, waarbij het belang van het kind primeert. Op die manier beslissen ouders samen voor de beste oplossing en laten ze dat niet over aan de familierechter. Van belang is ook dat kinderen na de scheiding flexibele ouders hebben, die kunnen en willen denken in het belang van hun kinderen. Daarom stel ik samen met ouders een ouderschapsplan op dat een ‘meegroeiplan’ is. Dit wil zeggen dat het een dynamisch plan is, dat ‘meegroeit’ naargelang de leeftijd, de wensen en de behoeften van de kinderen. In dat geval moet er geen familierechter aan te pas komen….

Lees ook:

Ouderschapsplan verplicht bij scheiding? 

Ouderschapsplan wijzigen, kan dat?

Co-ouderschap bij scheiding: is de moeder per definitie een betere opvoeder?

Co-ouderschap de beste oplossing?