De ontmijning van de vechtscheiding
Partners met kinderen die scheiden, blijven ouders. Logisch, maar toch loopt het vaak mis. In Nederland moeten koppels daarom sinds 2009 een ouderschapsplan opstellen. Het effect? Meer vechtscheidingen. Het kan anders en beter, met minder verplichting en vooral: meer bemiddeling. ‘Drie jaar hebben we gevochten, nu praten we weer met elkaar.’
In de zitkamer van Monique Van Eyken liggen Duplo Blokken verspreid over de vloer. Monique leidt als gezinssocioloog aan de KU Leuven bemiddelaars op en ze heeft haar eigen bemiddelings- en coachingbureau: Apart.
Vorig jaar kreeg ze de vijfjarige Ella over de vloer. Dochter van Ann en Pieter die drie jaar voordien uit elkaar waren gegaan. Ella begon met de Duplo’s twee huisjes te bouwen. ‘Maar het moest juist zijn’, lacht Ann. ‘Pieter woont in een huis, ik in een appartement. Dus moest Monique een extra doos blokken laten aanrukken zodat Ella bovenop een van de twee huizen een appartement kon zetten.’ Monique luisterde naar Ella. Ze liet haar smileys en hartjes bij de twee woonsten zetten. En popjes. Ook de plusouders, halfbroertjes en -zusjes.
Monique polst, ze stuurt niet. In een scheiding raken kinderen vaak verstrikt in hun verscheurde loyaliteit. Ze vertonen spaargedrag: ze censureren zichzelf om deze of gene ouder geen “pijn” te doen, ze betrekken de ruzie van hun ouders op zichzelf. Bij een bemiddelaar kunnen ze die reserves makkelijker laten varen, praten ze vrijer.
‘Ella somde toch een aantal zaken op die wel belangrijk waren om te horen voor Pieter en mij’, vertelt Ann. Toen ze haar dochter die ochtend bij Monique afzette, had ze gezegd: ‘Wat je ook denkt, het is goed, je kunt niets fout zeggen.’ Wat Ella ook had aangegeven, Ann had zich voorgenomen om er zich bij neer te leggen. ‘Enfin, drie jaar eerder had ik dat wellicht niet gekund.’
Bonne chance
Drie jaar communiceerden Ann en Pieter enkel nog via advocaten. Hun vechtscheiding was vorig jaar al in eerste aanleg uitgesproken, er stond een verblijfsregeling op papier die Ann niet zinde. De procedure voor het hof van beroep was al ingeleid, toen ze toch nog de stap naar een bemiddelaar zetten. ‘Toen de rechter dat hoorde, fronste die de wenkbrauwen’, zegt Ann. ‘Alsof hij dacht: bonne chance.’ ‘Dat kan niet goed komen, zal hij gedacht hebben’, zegt Pieter. ‘We hebben het allebei gezien, dus het is waar’, lacht Ann. Een zinnetje met betekenis voor een koppel waar de een drie jaar zwart zei wanneer de ander wit zei.
Ze dacht het zelf eerst ook, dat het nooit kon lukken. ‘Laat ik zeggen dat ik nog in de fase zat dat ik Pieter met een bot aardappelmesje had kunnen villen.’ Nu kunnen ze er om lachen. Nu, een jaar later, doen ze ouderlijk naast elkaar hun verhaal. ‘Vergeet niet’, zegt hij tegen Ann, ‘dat ik je straks de zwemzak van Ella meegeef.’ De juridische strijd duurde drie jaar, de bemiddeling drie maanden en vijf sessies. ‘Ongelooflijk hoe snel zelfs de donkerste wolken weg dreven’, zegt Ann. ‘De angel wordt eruit gehaald’, zegt Pieter.
Ze geven een voorbeeldje. Een van de punten waarover via hun advocaten de degens werden gekruist, ging over de vraag bij wie Ella op Kerstmis zou zijn. ‘Je luistert niet meer naar elkaar’, zegt Pieter. ‘Je wéét ook niet meer van elkaar wat de ware beweegredenen zijn. Je verneemt alles in een vervormde context via aangetekende brieven, die je op den duur zelfs niet meer durft te openen .’
‘Toen ik Ann het bij Monique eens rustig hoorde uitleggen hoe levensbelangrijk het voor haar grootmoeder was dat Ella er op kerst bij was, was dat snel geregeld. Zolang Anns grootmoeder in leven is, viert Ella kerst bij haar. Klaar, geen probleem.’
Ze stapten buiten bij Monique met een ouderschapsplan, drie A4’tjes, waarbij ze zich allebei goed voelden. En Ella ook. Het plan werd via hun advocaten aan de rechter bezorgd. Die fronste opnieuw de wenkbrauwen. Dat het dan toch nog gelukt was.
Zorgvuldig scheiden
‘Ik ben een meisje van 15. Mijn ouders zijn al jaren gescheiden. Ik verblijf vooral bij mijn moeder. Met papa is de relatie iets minder goed, maar ik ga er wel op bezoek. Hij is in ons vroegere huis blijven wonen. Mijn moeder wil nu dat het verkocht wordt. Als tegenprestatie wil mijn vader het hoederecht. Maar ik wil dat niet. Wat als mijn moeder toegeeft? Kan ik daar iets aan doen? Ik ben de inzet van een financieel geschil tussen mijn ouders.’
‘Twee jaar nadat ik met mijn praktijk begon’, vertelt Monique Van Eyken, ‘werd ik gevraagd om een workshop pubers en scheidingen te begeleiden. De belangstelling was zo groot dat het in drie groepen moest. Binnen de kortste keren begonnen jongens en meisjes van 14 tot 16 jaar huilend hun verhaal te doen. Hoe slecht ze zich wel voelden bij een verblijfsregeling, hoe ze dat niet durfden te zeggen tegen hun ouders uit schrik om een zoveelste ruzie te ontlokken. Ik heb me toen voorgenomen om nooit nog over de hoofden van kinderen heen te bemiddelen.’
Het inzicht dat ouders ook na een scheiding samen ouders blijven, is in ons land al twintig jaar wettelijk verankerd. Moeders krijgen al lang niet meer als vanzelf de volledige zorgrol toebedeeld en vaders een beperkt bezoekrecht.
De ‘gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag’ vormde al het onderwerp van een wet van 13 april 1995. In 2006 kwam daar de wet ‘tot het bevoorrechten van een gelijkmatig verdeelde huisvesting van het kind van wie de ouders gescheiden zijn’ bij. In de volksmond: co-ouderschap. In 2010 werd er nog een steentje toegevoegd aan het principe ‘ex-partners, geen ex-ouders’ door de alimentatiewetgeving uit te breiden naar ‘afspraken over de verdeling van de buitengewone kosten’.
Dat is de wet. De praktijk laat een ander, schrijnend beeld zien. Enkele cijfers uit het onderzoek Scheiding in Vlaanderen (2011): 27,3 % van de gescheiden koppels zegt ‘nooit’ met elkaar te spreken over de kinderen, 28,5 % ‘minder dan één keer per maand’. Circa 45 % van de koppels neemt nooit samen beslissingen met betrekking tot hun kind(eren).
Niet zo onzinnig dus dat Nederland in 2009 verplicht het Ouderschapsplan invoerde. Koppels zijn er verplicht om bij hun verzoek tot echtscheiding niet alleen over verblijf en kosten afspraken op papier te zetten, maar ook over zorg- en opvoedingstaken én over hun communicatie over de kinderen. Ook in ons land dubt de politiek er al langer over om een Ouderschapsplan wettelijk verplicht te maken. Al in 2007 diende SP.A-senator Guy Swennen een wetsvoorstel in.
Maar misschien moet er toch maar even gewacht worden op de Nederlandse ervaringen. Want die zijn bepaald negatief, blijkt uit een recente, nog ongepubliceerde evaluatie . ‘Het aantal mensen in een vechtscheiding is aan het toenemen, wat nu juist niet de bedoeling was’, zegt de Nederlandse experte Liesbeth Groenhuijsen. ‘Mijn indruk, en die van velen met mij, is dat het ouderschapsplan door veel scheidende ouders wordt gezien als iets wat nu eenmaal moet om de scheiding uitgesproken te krijgen en niet als iets wat voor de eigen toekomst en die van de kinderen van belang is. Op internet circuleren allerlei min of meer standaard ouderschapsplannen en er zijn advocaten die een dergelijk document marginaal met ouders bespreken en vervolgens indienen.’
In haar boek Ouderschapsplan. De vele gezichten van het belang van kinderen (2006) pleitte Groenhuijsen er al voor om bij zulke plannen de ontwikkeling van het kind centraal te stellen. Niet omdat het moet van een rechter, maar omdat de ouders het willen. ‘Alleen dan hebben kinderen er iets aan’.
De koekoeksklok
‘Ik ben een meisje van bijna 14 en heb een jonger zusje. Mijn ouders zijn al jaren gescheiden en mama is hertrouwd. Door onze stiefvader veranderde ons leven en staat alles op zijn kop. Er zijn ernstige zaken gebeurd. Maar niemand luistert. Voor papa zat er niets anders op dan maar weer naar de rechtbank te stappen. Ik kreeg een uitnodiging om gehoord te worden, mijn zusje niet. Van de rechter kreeg ik 15 minuten om mijn verhaal te doen. Dat liep niet goed af. Ik heb nu een open brief geschreven omdat ik ten einde raad ben. Ik wil ermee naar de media stappen als dat helpt. Wat denken jullie?’
‘Goede regelingen zijn maatwerk, groeien mee en zijn flexibel’, luidt de conclusie en aanbeveling van het Kinderrechtencommissariaat. Monique Van Eyken is om die reden ook altijd een koele minnaar van de wet op het verblijfsco-ouderschap geweest. Ook een verplicht ouderschapsplan naar Nederlands model wijst ze af.
‘Gelijk verblijf werkt alleen als ouders nog goed overeenkomen. Wordt het opgelegd, dan is het gedoemd om te mislukken. De ouders praten niet met elkaar, maken over elk punt ruzie, de kinderen moeten leven in totaal verschillende werelden, krijgen ongelofelijke problemen met hun loyaliteit. Nefast over de hele lijn voor de ontwikkeling van het kind.’
Waar geen wet iets kan aan veranderen, is het emotionele imbroglio dat met een relatiebreuk gepaard gaat. Het is de olifant in de kamer: die mix van kwaadheid en onmacht, schuld en boete, verraad en verdriet. De etter tussen ex-partners maakt ook de ouderrol onzuiver, wat dan weer elke mogelijke via de rechtbank opgelegde afspraak over de kinderen besmet. Alles kan dan een twistpunt worden: verblijf, kosten, hobby’s, schoolkeuze, omgang met vriendjes. En elk twistpunt krijgt dan een verzwarende, exogene connotatie die meer met het ex-partnerschap dan met het ouderschap te maken heeft.
‘De impact van de emotionele crisis bij een vechtscheiding, wordt nog altijd te veel onderschat’, zegt Monique. ‘Als daar niet wordt aan gewerkt, kun je ook dat gezamenlijke ouderschap niet uitwerken. Zolang de kwaadheid van de ex-partners niet gescheiden wordt van de ouderrol en koppels verplicht worden om snel tot een akkoord te komen, komt er binnen de kortste keren alleen maar meer miserie van.’
Het is, terugblikkend, ook de ervaring van Ann en Pieter. ‘Een bemiddelaar kan misschien minder goed beoordelen hoe een stuk vastgoed of inboedel moet worden verdeeld’, zegt Ann. ‘Maar omgekeerd is het voor een advocaat of een rechter moeilijk om het puur menselijke en emotionele in ogenschouw te nemen. Het zou al een hele stap vooruit zijn als je de volgorde kunt omkeren. Dat je tenminste al kunt zeggen: laten we eerst voor de kinderen zorgen, het materiële doen we later wel. Zodra je die weg opgaat en inderdaad weer met elkaar leert praten, doet het er niet meer toe wie de koekoeksklok mag hebben.’ ‘Die materiële aspecten van een scheiding komen in bemiddeling ook wel aan bod’, zegt Monique. ‘Het is juist cruciaal om die niet sec te behandelen, maar te midden van alle emoties.’
Ontmenselijking
De kwaadheid was er bij Ann en Pieter, zelfs na drie jaar, sneller uit dan ze hadden verwacht. Juister: ze slaagden er via Monique in om hun boosheid niet langer de goede afspraken over hun kind in de weg te laten staan. Een aha-erlebnis noemt Pieter het. ‘Je ziet totaal niet meer waarin je elkaar wel nog vindt. Het negatieve beeld dat je van de ander hebt én van jezelf , zit dat in de weg.’
Veel heeft te maken met de mechanismen die eigen zijn aan elke gerechtelijke procedure, zo reflecteren ze er zelf in de achteruitkijkspiegel over. ‘Zelfs als je in de rechtbank tot een uitspraak komt waar je je beiden in kunt vinden’, vertelt Ann, ‘blijft dat gesteld worden in termen van de winnaar en de verliezer. Je gaat altijd met een stempel naar huis en die is voor beiden oncomfortabel. Ook als je de stempel van “winnaar” krijgt, blijf je uiteindelijk een verliezer.’ Ze hebben het over vervreemding, Pieter zelfs over “ontmenselijking”. ‘Je wordt geleefd’, zegt hij. ‘Je herkent jezelf niet meer in de commentaren die je op papier leest.’ Ann: ‘Zelfs als je er niet op aanstuurt, er moet een zaak “gewonnen” worden en dus wordt het goorste vuil uit elk hoekje gepeuterd.’
Monique zelf geeft een overweging mee over hoe je door de poten van de olifant in de kamer heen kunt glippen. ‘Opvoeden van een kind is sowieso moeilijk. Wat in een kerngezin een normaal meningsverschil tussen ouders over hun kind is, krijgt in een scheiding vaak een extra dramatische dimensie. Ik heb nooit meer discussie gehad met mijn echtgenoot dan toen mijn zoon puberde. Je kunt je voorstellen wat dat geeft als de ouders niet meer met elkaar samenleven of zelfs maar praten.’
‘Hetzelfde krijg je met de voorkeur van een kind voor een van de ouders. Ook dat is in een kerngezin niet zo gek. Het is een vloeiend gegeven, iets wat met de leeftijd trouwens ook evolueert. Alleen wordt dat bij een scheiding al snel geproblematiseerd. Een kind moet zich dan tegenover volwassenen gaan verantwoorden , begin daar maar eens aan. Ook komt er dan de verdenking bij dat de ene ouder het kind opzet tegen de andere ouder. Ik heb hier al kinderen gezien die soms een week lang zitten af te tellen tot ze terug bij de ouder zijn waar ze zich het best bij voelen. We zouden al heel wat kunnen verhelpen als we meer focusten op de relatie kind-ouder, of die ouder nu gescheiden is of niet.’
Wat Ann en Pieter ook als bevrijdend ervoeren, was dat de druk van een ‘akkoord over alles of niets’ wegviel. ‘De punten waar je het wel al over eens bent, zijn direct verworven’, zegt Ann. ‘Zolang het niet in strijd is met het belang van het kind, moet de rechtbank dat respecteren.’
Als ouders vrijwillig, niét verplicht, tot een ouderschapsplan komen, wordt nog een andere valkuil vermeden. ‘Het is toch te gek voor woorden’, zegt Monique, ‘dat een rechter verwacht dat er voor een kind van zes maanden een verblijfsregeling op papier staat tot 18 jaar?’ Bij Ann en Pieter gaat het er als volgt aan toe: ‘Als we op een punt komen dat de gemaakte afspraken niet meer volstaan omdat Ella andere noden krijgt , of we stellen vast dat we er – ook al kunnen we nu wel weer gezellig gaan samenzitten – niet uit geraken, dan kloppen we gewoon opnieuw aan bij de bemiddelaar.’
Op de gang
Toch willen Ann en Pieter van advocaten en rechters niet de boeman maken. ‘Het zijn uiteindelijk onze beider advocaten geweest die ons te elfder ure de weg van de bemiddeling hebben getoond’, zegt Pieter. ‘In die drie jaar had ik daar nog nooit van gehoord.’ ‘Er zijn advocaten die echt wel hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen’, meent Monique. ‘ Maar er zijn ook anderen die de polarisering tussen ex-partners vergroten. Als jouw cliënt zijn of haar gelijk moet halen, moét de andere wel de slechte zijn. Kom daar dan maar eens op terug.’
De vorig jaar ingevoerde familierechtbank en de bijbehorende kamers voor minnelijke schikking zijn een stap in de goede richting. Maar ook daar blijft de context wat ze is. ‘Die kamers worden voorgezeten door een rechter. In de beperkte tijd van een zitting kan die zich niet met al die emoties bezighouden.’ Dezelfde beperking dient zich aan bij het horen van de kinderen zelf. Sinds september vorig jaar krijgen kinderen vanaf 12 jaar automatisch een uitnodiging om door de familierechter gehoord te worden over onder meer de verblijfsregeling of het recht op persoonlijk contact.
Maar zo’n gesprek met een rechter kan ook voor al oudere kinderen bepaald frustrerend zijn. ‘De verwachting van een kind dat al langer onder de stress van de vechtscheiding staat is hoog’, zegt Monique. ‘De tijd is beperkt en de setting van een rechtbank maakt beduusd.’
Recent had Monique een meisje voor zich dat gehoord zou worden door de rechter. ‘Ze was al even in begeleiding bij een psychologe en die was meegegaan naar de rechter om het meisje te ondersteunen. Dat mocht niet van de rechter. Hij heeft dat kind gewoon bevraagd in de gang waar beide ouders zaten. Dat meisje heeft geen woord gezegd en kwam slechter buiten dan binnen.’
Minister van Justitie Koen Geens is zich bewust van de knelpunten. Vorige week kondigde hij voorstellen aan om de rechten van kinderen van scheidende ouders te versterken. Tot nu blijft het verslag van het gesprek tussen kind en rechter in het dossier belanden, dat de ouders dus allebei kunnen inkijken . ‘Een kind moet kunnen spreken met de rechter zonder angst voor de reactie van de ouders’, vindt ook Geens.
‘Hier,’ zegt Monique, ze wijst naar de Duplo Blokken, ‘hier kom je iets te weten van waar een kind zich wel of niet goed bij voelt. Rechters hebben daar geen tijd voor. Bovendien missen ze soms de psychologische achtergrond om wat een kind zegt te kunnen kaderen.’
Post-itje
Moet het verplichte karakter van ouderschapsplannen of verblijfsco-ouderschap dan maar op de schop? Of moet het worden aangevuld met een bijkomende verplichting: die op bemiddeling? Het laat zich raden dat ook in dat laatste geval het probleem zich gewoon verlegt: het bezoek aan een bemiddelaar wordt dan een extra pro forma-stap. ‘Je mag nog tien wetten veranderen,’ zegt Monique, ‘het is vooral de mentaliteit die moet wijzigen. Als ik één verplichting nuttig vind voor koppels die willen scheiden, is het op zijn minst de informatieplicht. En dat er dan behalve juridische info over hoe je huis en financiën moet verdelen, ook info over scheiden en kinderen wordt gegeven. Vertrekkende van de ontwikkelingspsychologie van het kind.’
De kernboodschap voor scheidende koppels kan wat Monique betreft op een post-itje. ‘Hoe sneller je bemiddeling opzoekt, hoe beter. Hoe langer je wacht, hoe moeilijker. Maar het is nooit te laat om er toch nog mee te beginnen.’
Dat laatste is het verhaal van Ann en Pieter. De sombere cijfers indachtig en het Nederlandse debacle met het verplichte ouderschapsplan doen vermoeden dat koppels als Ann en Pieter witte raven zijn.
‘Misschien’, zegt Ann. ‘Maar ik weet wel dat ik in mijn eigen vriendenkring al twee scheidende koppels aangeraden heb om deze weg te volgen. Met succes.’
Voor dit artikel werd onder meer gebruik gemaakt van ‘Een verplicht ouderschapsplan na echtscheiding? Inzichten vanuit de SiV-studie.’ (Dimitri Mortelmans e.a., Universiteit Antwerpen). Te raadplegen op: www.relatiesennieuwegezinnen.be. De met een (*) gemerkte citaten komen uit het ‘Jaarverslag 14-15. Voorbije de grenzen van het onbekende’ van het Kinderrechtencommissariaat. Monique Van Eyken schreef samen met Claire Wiewauters het boek ‘Een week mama, een week papa? Wat kinderen echt nodig hebben bij scheiding’ (Lannoo, 2014).
Bron: De Standaard 12/12/2015