Co-ouderschap is niet altijd de beste oplossing bij scheiding
We moeten dringend af van de voorrang die co-ouderschap krijgt bij echtscheiding. Deze oproep komt er na de voorstelling van een rapport van Sofie Van Assche van het Centrum Sociologie KU Leuven), waaruit blijkt dat 29 procent van de ouders in co-ouderschap niet met elkaar praat over hun kind. En net dat overleg tussen ouders over hen is zo belangrijk voor de kinderen: dat ouders met elkaar praten en elkaar respecteren, zelfs al hebben ze geen relatie meer.
In onderstaand artikel in De Standaard (20/01/17) schetsen de auteurs het probleem dat co-ouderschap te veel synoniem is van een 50/50-regeling, die wel fair lijkt voor de ouders maar niet noodzakelijk de beste optie is voor de kinderen.
‘Hou bij scheiding meer rekening met wensen kind’
Co-ouderschap is te veel synoniem met een 50/50 verblijfsregeling. Ouders en rechters moeten flexibeler zijn, zeggen experts.
1. Wat is co-ouderschap?
Er zijn twee invullingen van deze term. De eerste is gezagsco-ouderschap, dat sinds 1995 de norm is geworden voor alle ouders na een scheiding. Het betekent dat ze samen alle grote beslissingen over de kinderen zouden moeten nemen, ongeacht de regeling waar het kind verblijft. De andere is verblijfsco-ouderschap, dat streeft naar een beurtelings verblijf bij een van beide ouders. Deze regeling wordt aangemoedigd door een wetswijziging in 2006.
2. Over hoeveel kinderen gaat het?
Gezagsco-ouderschap geldt in principe voor alle gescheiden ouders en dus ook voor alle kinderen van gescheiden ouders. Tenzij de rechtbank een van hen uit het ouderlijk gezag ontzet. Dat gebeurt maar in uitzonderlijke omstandigheden.
Verblijfsco-ouderschap is veel minder verspreid. Voor de wetswijziging van 2006 woonde een op de tien kinderen na een scheiding ongeveer evenveel bij elk van de ouders. De jongste jaren is dat zowat een derde geworden. Zeven op de tien kiezen wel nog voor een hoofdverblijf bij een ouder.
Het staat scheidende ouders vrij om zelf te kiezen hoe ze het verblijf van hun kinderen regelen. Lukt dat niet, dan moet de rechter de knoop doorhakken. De wet bepaalt dat rechters dan ‘voorrang moeten geven’ aan een gelijkwaardig verblijf, een rekbaar begrip. Zodra een kind minstens een derde van de tijd doorbrengt bij één ouder, spreekt men al van verblijfsco-ouderschap. Maar onderzoek toont aan dat de meeste ouders vasthouden aan een strikte fiftyfiftyregeling.
3. Wat is het probleem van een fiftyfiftyregeling?
Er zijn voor ouders veel voordelen aan een gelijke verdeling: ze kunnen allebei een goede band opbouwen met de kinderen en ze houden voldoende ‘kindvrije’ tijd over. Anderzijds blijkt dat 11 procent van de gescheiden ouders in deze situatie nooit met elkaar overlegt over de kinderen, en een kwart doet dat minder dan eens in de maand. In het algemeen is het nog triester: een kwart van alle gescheiden ouders overlegt nooit en nog eens een kwart doet dat minder dan een keer in de maand (DS 19 januari). Niet communiceren druist in tegen de geest van de verblijfsregeling, die stelt dat het ouderschap niet stopt als het partnerschap beëindigd wordt.
Kinderen blijken niet altijd gelukkig met het feit dat ze vaak moeten verhuizen en nergens echt thuis zijn. Ze melden ook dat hun sociaal leven eronder lijdt. Al bevestigen ze tegelijk dat ze bij een fiftyfiftyregeling een goede band hebben met beide ouders. Het is dubbel: als de ouders overhoop liggen met elkaar, worden de kinderen daar bij deze regeling ook veel vaker mee geconfronteerd.
‘De fiftyfiftyregeling is te veel de norm geworden’, zegt advocate Liliane Versluys, experte familierecht. Veel ouders vinden een gelijke verblijfsregeling een recht waar ze koste wat het kost voor moeten strijden. En rechters zien het vaak als het enig mogelijke compromis in een vechtscheiding. ‘Ik pleitte in een zaak waarin de vader tegen zijn ex zei: “Durf niet in beroep te gaan (tegen onze regeling, red.) of ik vraag een fiftyfifty aan.” Het is dus zelfs een drukkingsmiddel’, aldus Versluys.
4.Wat is het alternatief?
Experts vragen dat rechters en ouders zich minder zouden vastklampen aan de fiftyfiftyregeling en meer rekening houden met de wensen van de kinderen, zodat ze hun vrienden kunnen blijven zien en hun hobby’s kunnen blijven uitoefenen. Willen ouders niet meer met elkaar spreken, dan moeten rechters alternatieven op maat zoeken.
‘Ik kan alleen voor mezelf spreken, maar als bemiddelen – zelfs na aandringen – niet mogelijk blijkt, dan is een fiftyfiftyregeling net geen goede afspraak’, stelt Maud Mampaey, familierechter bij het parket van Turnhout. ‘Dan vraag ik een maatschappelijk onderzoek aan om de thuissituatie van de kinderen ter plaatse te onderzoeken. Wat dat betreft, hebben we bij het parket in Turnhout gelukkig geen achterstand. Uit de verslagen proberen we dan op te maken bij wie de kinderen het best verblijven.’
Wilt u meer informatie? Maak dan gerust een afspraak of neem contact op via het invulformulier. Ik help u graag verder.