Als de band breekt: grootouders en kleinkinderen…..

Als de band breekt: grootouders en kleinkinderen…..

Elk kind heeft recht op een betekenisvolle relatie met zijn grootouders. Bij een scheiding van de ouders verloopt het contact tussen grootouders en kleinkinderen helaas niet altijd rimpelloos, en ja soms dreigen grootouders wel eens helemaal uit beeld te verdwijnen.

Wat kan een kleinkind doen

Bitter weinig, want in ons rechtssysteem is een minderjarige procesonbekwaam. Sinds de invoering van de Familierechtbank (september 2014) kan een minderjarige vanaf 12 jaar wel gebruik maken van zijn ‘hoorrecht’. Elke minderjarige boven de 12 jaar krijgt van de rechter een uitnodiging voor een gesprek. Kinderen jonger dan 12 jaar krijgen die uitnodiging niet maar kunnen zelf via een vertegenwoordiger vragen om gehoord te worden. Kinderen kunnen dus  wel ‘gehoord’ worden, maar het is de rechter die beslist ‘in het belang van het kind’.

Wat kunnen de grootouders doen          

scheiden grootoudersVolgens het Burgerlijk Wetboek (art. 375bis) hebben grootouders recht op contact met hun kleinkinderen (omgangsrecht). De wetgever gaat ervan uit dat de omgangsregeling in onderling akkoordwordt vastgelegd. Indien dat niet lukt, kunnen grootouders een beroep doen op de Familierechtbank om zo het omgangsrecht af te dwingen. Vanzelfsprekend komt zo’n afgedwongen omgangsregeling de onderlinge relaties niet ten goede. In het belang van de kinderen moet er net aan conflictbeheersing gedaan worden. Men zoekt dus beter eerst naar een overeenkomst buiten de rechtbank. Het inschakelen van een familiaal bemiddelaar biedt  hier een oplossing.

Wat kan de bemiddelaar doen

Het Standpunt van de Gezinsbond, zoals verwoord in ‘Het omgangsrecht tussen grootouders en kleinkinderen’(01/04/2015) is hier duidelijk over. Zij pleiten voor een verplicht ouderschapsplan naar Nederlands model, cf. ook mijn nieuwsbrief Ouderschapsplan. Hierin maakt men met de hulp van een familiaal bemiddelaar afspraken over de verblijfsregeling van de kinderen, de kostenregeling, de zorg-en opvoedingstaken en de informatie-uitwisseling tussen de ouders. Een omgangsregeling voor grootouders en kleinkinderen zou hier eveneens aan bod kunnen komen. Grootouders kunnen ook betrokken worden bij de bemiddelingsprocedure.

Volgens de Gezinsbond doen nog te weinig mensen beroep op bemiddeling. Veel mensen zijn hiervan immers niet op de hoogte. Voor anderen is de drempel te hoog. De Gezinsbond betreurt dit en meent dat ‘het ruimer bekend en toegankelijk maken van scheidings-en ouderschapsbemiddeling een grote vooruitgang zou betekenen’. Meer nog, zij pleiten ervoor dat ‘dergelijke bemiddeling een verplichte stap wordt, zeker voor scheidende ouders met kinderen’.