Therapie voor kinderen bij een (v)echtscheiding
Vaak hebben kinderen bij een (v)echtscheiding nood aan wat extra ondersteuning. Soms gaat het om meer dan gewoon een luisterend oor en is het aangewezen om een therapie op te starten. Maar dat is niet zo evident. Ik hoor het maar al te vaak in mijn praktijk. Mag therapie voor kinderen worden gestart als één van de ouders daar niet mee akkoord gaat? Wie moet bij minderjarige kinderen precies toestemming geven? Kan het minderjarige kind zelf beslissen? In een vorig artikel Werken met kinderen in een echtscheidingssituatie…een (deontologisch) mijnenveld voor de psycholoog probeerde ik op deze prangende vragen een antwoord te formuleren.
Als de wet belangrijker wordt dan hulp
Helaas blijkt uit de praktijk dat nog te veel therapeuten en organisaties in de geestelijke gezondheidszorg uitdrukkelijk de schriftelijke toestemming van beide ouders vragen. Dat resulteert soms in schrijnende situaties. Een hulpvraag afwijzen, louter omdat de handtekening van een ouder ontbreekt, druist in tegen de kinderrechten, volgens Kinderrechtencommissaris Bruno Vanobbergen. Toch gebeurt het. In De Standaard van 18/04/18 verscheen volgend artikel van Sarah Vankersschaever:
Vier jaar geleden zijn mijn ex-man en ik gescheiden, maar onze vier kinderen kregen pas anderhalf jaar na de scheiding hun “klop”. Ik heb meteen hulp gezocht, maar botste op een muur: er was geen ondersteuning mogelijk want de therapeut moest de handtekening van beide ouders hebben. Aangezien de vader het allemaal aandachttrekkerij vond en niets moest weten van therapie, was er geen hulp mogelijk. Ik heb ondertussen bij een tiental organisaties en therapeuten aangeklopt, maar kreeg steeds hetzelfde antwoord.’
Het verhaal van Lies* en haar vier kinderen klinkt kinderrechtencommissaris Bruno Vanobbergen en zijn team bekend in de oren. Zij krijgen vaker signalen dat ouders en therapeuten struikelen over de wetgeving rond toestemming van therapie.
‘Nog te veel therapeuten en organisaties in de geestelijke gezondheidszorg vragen uitdrukkelijk de schriftelijke toestemming van beide ouders’, zegt Vanobbergen. ‘We zien echter situaties waarin één ouder weigert, ook al heeft het kind duidelijk ondersteuning nodig.’
Het gevolg is dat er geen therapie voor kinderen opgestart wordt. ‘Terwijl we weten dat op tijd hulp bieden kan voorkomen dat de situatie escaleert.’
Lies: ‘Een paar maanden geleden is onze oudste dochter weggelopen toen ze een weekend bij haar vader was. Ze had het allemaal in het geheim voorbereid. Toen is hij echt geschrokken… En heeft hij er eindelijk in toegestemd dat ze hulp zocht. Als moeder vind ik het schrijnend dat die ene handtekening zo lang hulp in de weg stond. In twee jaar tijd is mijn dochter veranderd van een vrolijk kind in een onzekere tiener die worstelt met depressieve gedachten, automutilatie en vertrouwen geven. Als ze meteen hulp gekregen had, was het nooit zo ver moeten komen.’
Het kinderrechtencommissariaat wil de onduidelijkheid voor eens en altijd de wereld uit, zodat situaties als die van Lies vermeden kunnen worden. Want ‘een hulpvraag afwijzen omdat de toestemming van een ouder ontbreekt, zonder het belang van het kind te onderzoeken, druist in tegen de kinderrechten’, zo staat in hun nieuwe publicatie.
Strikt genomen is de juridische toestemming van beide ouders niet altijd nodig: een juridische eis is namelijk niet hetzelfde als een therapeutische visie. Om een therapie te doen slagen, of om praktische redenen, kan het belangrijk zijn om beide ouders erbij te betrekken. Maar dat betekent niet per definitie een handtekening van de ouders bij de start van de therapie voor kinderen. De therapeut kan ook tijdens de begeleiding samen met het kind werken aan de betrokkenheid van de ouders.
Bovendien kunnen kinderen in België hun patiëntenrechten zelfstandig uitoefenen, toch als ze een ‘bekwame minderjarige’ zijn: als ze in staat zijn om zelf hun belangen in een situatie te beoordelen. Dat kan normaal gezien vanaf twaalf jaar. Kunnen ze niet zelf beslissen, dan beslissen de personen met ouderlijk gezag. Is de ouder op de hoogte, maar verzet die zich niet actief, dan bestaat er ook zoiets als het ‘vermoeden van instemming’. Kortom: het kind staat in zo’n situatie voorop en als het hulp vraagt, moet het die kunnen krijgen.
Lies: ‘Als je scheidt, dan moet je als ouder het belang van je kind voor ogen houden. Dat lukt niet altijd, heb ik moeten vaststellen bij mijn ex-partner. Maar in de hulpverlening hoop je toch dat ze je kind voorop stellen en niet de administratie? Want een kind is opmerkzaam: mijn dochter wist dat er twee handtekeningen nodig waren, maar ook dat de therapie niet kon starten … Ze legde de link met haar vader en dat leidde tot een vertrouwensbreuk. Ook dat is iets wat hopelijk dankzij ondersteuning hersteld kan worden. Al zal het een werk van lange adem zijn.’
* Lies getuigt anoniem.
Juridische eis versus therapeutische visie
In een nieuwe (gratis) brochure ‘Therapie voor een kind zonder toestemming van beide ouders’ reikt het Kinderrechtencommissariaat handvatten aan om dit probleem aan te pakken. Zo legt men uit dat een therapeut, als dat nodig is in het belang van het kind, onder bepaalde voorwaarden kan afwijken van de vereiste toestemming van beide ouders. De wet op de patiëntenrechten (artikel 15, §2 en §3) bepaalt immers dat de beroepsbeoefenaar in het belang van de patiënt en om een bedreiging van zijn leven of een ernstige aantasting van zijn gezondheid af te wenden de beslissing van de ouders naast zich neer kan leggen. In uiterst moeilijke gevallen kan een ouder de vraag ook voorleggen aan de familierechter. Deze kan zich ten gronde uitspreken over wel of geen therapie en over eventuele modaliteiten, bijvoorbeeld over wie de therapie betaalt.
Uiteraard zal men er alles aan moeten doen om het niet zover te laten komen. De betrokkenheid, steun en medewerking van ouders heeft een meerwaarde voor de therapie zelf. Soms is ze zelfs onmisbaar om therapie voor kinderen te doen slagen.
Bron:
www.kinderrechtencommissariaat.be/publicaties
De Standaard 18/04/2018