Co-ouderschap en de belastingen

Hoe kijkt de fiscus aan tegen co-ouderschap?

Het is weer tijd om belastingaangiftes in te vullen. Dat is niet altijd eenvoudig, zeker niet in geval van co-ouderschap. In een vorig artikel Onderhoudsgeld in de belastingaangifte kwam dit onderwerp al aan bod. In onderstaande casus uit De Standaard (07/06/19) beantwoordt Ann Rasschaert, expert van Wolters Kluwer, een interessante belastingvraag hieromtrent.

‘Mijn ex en ik hebben een co-ouderschapsregeling voor onze dochter. Ze is echter gedomicilieerd bij haar moeder. In theorie is ze dus niet ten laste van mij, terwijl ik de helft van de tijd wel de kosten draag, en ook bijdraag in andere kosten, zoals haar kot. Kan ik die kosten toch deels fiscaal recupereren?’

Vooreest: het feit dat uw dochter bij haar moeder gedomicilieerd is, sluit niet uit dat uw dochter ten laste kan zijn van u. Belastingplichtigen met kinderen ten laste genieten een toeslag op de basisbelastingvrije som. Een kind is ten laste als het op 1 januari van het aanslagjaar deel uitmaakt van het gezin van de belastingplichtige. Bij co-ouderschap moet volgens de fiscus “aan de hand van feitelijke (bv. gerechtigde van het kindergeld, postadres, school enz.) en juridische gegevens geval per geval worden uitgemaakt” of en bij welke ouder aan deze voorwaarde voldaan is. De domiciliëring is slechts één van die elementen.

Bij fiscaal co-ouderschap kunnen de toeslagen van de belastingvrije som wegens kinderlast worden verdeeld onder beide ouders. Fiscaal co-ouderschap vereist dat op 1 januari van het aanslagjaar de huisvesting van het kind gelijkmatig verdeeld is over de beide belastingplichtigen op grond van een geregistreerde of door een rechter gehomologeerde overeenkomst of op grond van een rechterlijke beslissing die de gelijkmatig verdeelde huisvesting oplegt.

De belastingvrije toeslagen worden niet verdeeld als één van de co-ouders de voor het betrokken kind betaalde onderhoudsuitkeringen aftrekt.

De co-ouder moet dus nagaan wat fiscaal het interessantste is: óf de onderhoudsuitkeringen aftrekken, óf de helft van toeslag van de belastbare som ontvangen. Als de ene ouder opteert om de onderhoudsuitkeringen af te trekken, zal de andere ouder de volledige verhoging van de belastbare som krijgen.

Om het gunstigste regime te bepalen, is het dus belangrijk te weten wat onder ‘onderhoudsgelden’ valt. Om een aftrekbare besteding te zijn, moeten betaalde onderhoudsuitkeringen aan drie voorwaarden voldoen:

  • gebeurd zijn ter uitvoering van een wettelijke verplichting
  • betaald zijn aan een persoon die geen deel uitmaakt van het gezin van de belastingplichtige
  • regelmatig betaald zijn.

Het is niet vereist dat de betaling van het onderhoudsgeld door een rechterlijke beslissing opgelegd is. Een vrijwillig betaalde onderhoudsuitkering kan ook aftrekbaar zijn. Bovendien is voor de onderhoudsverplichting van ouders tegenover hun minderjarige of nog niet-afgestudeerde kinderen, niet vereist dat de kinderen ‘behoeftig’ zijn. Onderhoudsuitkeringen die men spontaan betaalt (d.w.z. zonder contractuele of gerechtelijke verplichting) aan de ex-echtgenote voor het onderhoud van de gemeenschappelijke kinderen, kunnen aftrekbaar zijn.

co-ouderschap en belastingenDe onderhoudsbijdrage bevat volgens de wet zowel gewone als buitengewone kosten. ‘Gewone kosten’ zijn alle gebruikelijke kosten m.b.t. het dagelijkse onderhoud van het kind. ‘Buitengewone kosten’ zijn de uitzonderlijke, noodzakelijke of onvoorzienbare uitgaven die voortvloeien uit toevallige of ongewone gebeurtenissen en die het gebruikelijke budget voor het dagelijkse onderhoud overschrijden. Welke kosten dit zijn, blijft een feitenkwestie. Voor buitengewone kosten geldt de voorwaarde van de ‘regelmatigheid’ niet, deze zijn uit hun aard immers niet regelmatig.

In een arrest van het hof van beroep van Antwerpen worden studiekosten (huur van een ‘kot’, inschrijvingsgelden, kosten van cursussen) van de kinderen die bij de moeder verblijven, betaald door de gescheiden vader, aanvaard als aftrekbare onderhoudsgelden.

Vanzelfsprekend moet u ook kunnen bewijzen dat u de onderhoudsuitkering effectief betaald hebt. Dat kan met alle gemeenrechtelijke bewijsmiddelen, bv. een bankafschrift.

De betaalde onderhoudsuitkeringen die voldoen aan alle voorwaarden kunnen ten belope van 80 % van het toegekend bedrag van het netto-inkomen worden afgetrokken. In de aangifte moet de belastingplichtige het werkelijk betaalde bedrag vermelden, de fiscus zal zelf de beperking berekenen. Het betaalde bedrag moet ingevuld worden bij code 1390. Ook de gegevens van de genieter (naam, voornaam en adres) van de onderhoudsuitkeringen moeten vermeld worden.